Authenticiteit en functionele integriteit
De autonomie van de erfgoedprofessional is het begin en einde van de inhoud van de klassieke gedragscodes. In de Gedragslijn voor Museale Beroepsethiek van de Nederlandse Museumvereniging (1991) wordt weliswaar gesteld dat musea een verantwoordelijkheid hebben tegenover de samenleving, maar gelijkertijd wordt duidelijk gemaakt dat de waarde van musea voor de samenleving direct verband houdt met de kwaliteit van de geleverde diensten (artikel 5.1). Die kwaliteit wordt vooral gedefinieerd vanuit de standaardisering van procedures. Met de Ethische Code voor Musea uit 2007 (een vertaling van de Code of Ethics for Museums van de International Council of Museums uit 2004) wordt daar een nieuw perspectief aan toegevoegd: "Museaal gebruik van collecties afkomstig van contemporaine gemeenschappen vereist respect voor menselijke waardigheid alsmede voor de tradities en culturen van de gemeenschap van herkomst" (artikel 6.7). Dat zet, weliswaar nog voorzichtig, de stap naar een vorm van "co-stewardship", het delen van de verantwoordelijk voor het behoud en het gebruik van objecten met degenen die moreel eigendom kunnen claimen vanuit het gegeven dat zij deel uitmaken van de gemeenschap waar het object uit afkomstig is. "Co-stewardship" impliceert een andere benadering van de kernbegrippen integriteit en authenticiteit. Het zou zelfs kunnen inhouden dat de objecten niet binnen de muren van het museum worden beheerd, maar ìn de gemeenschap. Dit impliceert een verschuiving van statisch behoud met nadruk op de fysieke integriteit naar dynamisch behoud met nadruk op de functionele integriteit. Deze verschuiving vormt een van de spannendste uitdagingen voor de theorie en praktijk van conservering en restauratie in de toekomst.
0 Comments:
Post a Comment
<< Home